3. De hoogdagen van de autosnelwegenaanleg (1965-1973)
Matiging in 1973
Het kan niet ontkend worden dat de massale investeringen van de overheid tijdens de
'zeven vette jaren' het transport en dus de economie een stimulans hebben gegeven.
Evenmin te betwijfelen echter is de bijdrage ervan - hoe klein ook - aan de sluipende
inflatoire tendenzen van die periode. Al in 1970 nam de regering enkele restrictieve
maatregelen, waaronder bestedingsbeperkingen, om de inflatie af te remmen: de in de
buitengewone begroting vooropgestelde budgetten werden voor slechts 72,5%
vrijgegeven. Dit werd herhaald in 1973. Op die manier liep een aantal wegenwerken
vertraging op. Minister
De Saeger
waarschuwde zijn diensten alvast voor een mogelijke crisis
nadat de Amerikaanse president Nixon in augustus 1971 de gouddollarstandaard had
opgezegd: "Als departement van Openbare Werken moeten wij blijven klaarstaan
om de ene of de andere sector of subsector van de economie aan te zwengelen wanneer
die daaraan behoefte heeft of wanneer men het ons vraagt."
In deze optiek van anticyclisch beleid kon er natuurlijk geen sprake van zijn het
voorheen gevoerde wegenbeleid te wijzigen. Wel ruimden in het autosnelwegenprogramma van de nieuwe
minister van Openbare Werken,
Alfred Califice,
bepaalde eerder ontworpen tracés omwille van verscheidene redenen plaats voor
alternatieven, vooral in de provincie Oost-Vlaanderen.
Het autosnelwegenprogramma 1973.
Het tracé van volgende ontworpen autosnelwegen werd in de loop van 1973 in beduidende mate gewijzigd
ten opzichte van deze in het programma van 1972.
De tracéwijzigingen worden uitvoeriger behandeld in de respectieve dossiers, waarnaar u onderaan deze pagina de links
kan terugvinden.
De E403 (A17) kwam tussen Zeebrugge en Torhout westelijker te liggen dan oorspronkelijk was voorzien. Hij
zou de E40 niet meer kruisen nabij Loppem, maar in de omgeving van Jabbeke. Zo kon havenverkeer om Brugge en
haar randgemeenten heen geleid worden.
De A20 Perkpolder-Bergen werd naar het westen verschoven, waardoor een verbinding Gent-Bergen ontstond.
De grote ring van Antwerpen (R2) zou niet meer in Wommelgem op de E313-E34 aansluiten, maar rechtstreeks
verbonden worden met de splitsing van de E34 en E313 te Ranst.
De snelweg Lessen-Oudenaarde-Roeselare-Veurne (A57) verdween uit de plannen. In de plaats werd een
'Vlaamse transversale' ontworpen, een oost-westverbinding die vertrok in Midden-Limburg (aansluitend
op de E314) en zich via Aarschot, Mechelen, Dendermonde, Aalst, Deinze en Roeselare naar Veurne begaf. Deze
snelweg had oost-west georiënteerd verkeer in de mogelijkheid kunnen stellen om de drukke agglomeraties van Brussel
en Antwerpen te ontwijken.
Openbare Werken zou, nu de belangrijkste autosnelwegen in hun laatste fase van
aanleg terechtgekomen waren, evenwel meer aandacht gaan schenken aan het moderniseren van de
gewone wegen. De resterende autosnelwegen moesten hoe dan ook worden uitgevoerd, zij
het tegen een lager tempo, zo meende men. Daar dit een vermindering van de ter beschikking gestelde
kredieten zou teweeg brengen, werd het des te belangrijker om prioriteiten te leggen. Deze
prioriteiten waren sinds begin 1970 evenwel ondergeschikt gemaakt aan een gewestelijke
verdeling. Toenmalig minister van Economische Zaken,
Edmond Leburton,
had onder druk van de Waalse Economische Raad zogenaamde 'parallelle
kredieten' voor Wallonië
geëist,
ter compensatie voor de werken aan de haven van Zeebrugge. Voortaan werden de projecten
in de vijfjarenprogramma's van Openbare Werken volgens een bepaalde sleutel over de landsgedeelten
verdeeld.